Blog

Wolkershuisje Amsterdam

Net over de Utrechtsebrug, ingeklemd tussen de Amstel, de A2 en de A10, ligt tuinpark Amstelglorie, met 440 tuinen verspreid over 21 hectare grond het grootste volkstuinencomplex van Amsterdam. Jan Wolkers had samen met Karina van december 1972 tot maart 1981 een volkstuin op het terrein, die zij in de loop der jaren omtoverden tot hun eigen Hof van Eden.

Dankzij de voortvarende aanpak van een werkgroep en vele vrijwilligers werd het oude tuinhuis prachtig opgeknapt en met respect voor de culturele waarde ervan en in de geest van Jan opnieuw aangekleed en ingericht. Wat meteen opvalt: de vergeet-me-nietjes-blauwe betonnen vloer, het eveneens blauwe plafond, de iconische foto’s en de spiegelwand die Jan ook in het oorspronkelijke huisje had. ‘Ik bekleedde de binnenkant van het houten tuinhuisje met spiegelglas, zodat je je volkomen gedesoriënteerd in begeesterde verbazing in een spiegelland waande, zelfs als je midden in de tuin was en de ruigte van de hop in je haren klitte. Voor degenen die de natuur zonder stoffering nogal saai vinden moet ik bekennen dat als de spiegels de beelden hadden vastgehouden die er zich van tijd tot tijd in weerspiegelden, dat simpele optrekje de taferelen uit de cultus der Dionysische Mysteriën, uit de villa te Pompeji, naar de kroon hadden gestoken’, luidt één van zijn vele dagboekaantekeningen over Amstelglorie die Onno Blom naast de vuistdikke biografie over Wolkers, in 2018 publiceerde.
Als spiegels konden praten…

 

Sinds de officiële opening van De Wolkerstuin in mei 2018 kunnen schrijvers een aanvraag indienen voor een schrijfverblijf tussen april en september op deze weelderig groene plek. Ik ben een van de gelukkigen en mij valt de periode 13-30 april ten deel.

Bij aankomst word ik wegwijs gemaakt door vrijwilliger Tineke. Het huisje is geweldig: op 28 vierkante meter, groter mogen de behuizingen op het park niet zijn, vind ik alles wat ik nodig heb de komende weken. Aan dezelfde plek aan het raam waar Jan destijds op een doormidden gezaagde pingpongtafel (die als schrijftafel diende) aan zijn oeuvre werkte, mag ik ruim twee weken plaatsnemen aan een kamerbreed bureau dat zicht biedt op vijftig tinten groen.

De natuur drukt zich op uit de grond, uit de takken. April, en zienderogen groeit de tuin. Er is veel geluid hier, niet alleen van de eenden en vogels, maar ook het verkeer raast dag én nacht door, de metro reutelt regelmatig langs en om de haverklap komt er een vliegtuig over. ’s Nachts trekt de kou op, het vriest aan de grond, en ik ben blij dat de vorige bewoonster, de kleindochter van Jan Wolkers, een gloednieuwe kruik heeft achtergelaten. Het bed slaapt heerlijk, maar om 4.00 uur ’s nachts schrik ik wakker van de stilte. Of was het een geluid? Er klinkt een knerpen van schelpenzand en een geritsel vlakbij, mijn dichterlijke fantasie hoort zelfs iemand ademen aan de andere kant van het raam. Ik besluit mijn angst te omarmen; er wordt wel eens ingebroken op het terrein, met name in de stille wintermaanden, maar op de een of andere manier voel ik me gerustgesteld door de spirit van Jan Wolkers, ‘beschermheer van Amstelglorie’.